Na ongeveer 2 weken ver weg van huis, en nog veel meer weken voor me uit, heb ik tijd zat om stil te staan bij de bevreemdende ervaring van een tijdelijk leven ergens anders.
Allereerst sta ik ervan versteld dat ik eigenlijk niet zoveel mis. Behalve de liefde toch niets essentieels. Ja, een iets comfortabeler sanitair zou wel aangenaam zijn. Of drinkbaar water uit de kraan. En van de twee paar schoenen die ik mee heeft 1 paar het al opgegeven en blijken de andere minder waterdicht dan ik hoopte. Maar dat zijn eigenlijk futiliteiten.
Iets wat ik dan weer meer mis dan ik dacht: mijn computer. Een geleende laptop is zeer handig, maar potverdekke mijn eigen gecalibreerde scherm en tablet enzo werkt toch een stuk vlotter. En een computermuis, dat is ook iets handig. Maar daarvoor bestaan er ook hier winkels. Dus computermuis: check! Daag frustratie van computer die uit zichzelf dingen gaat selecteren, of ineens het idee krijgt om mijn kadertjes in indesign ineens 10cm verder te deponeren. Neenee, nu gaan we weer clean werken 🙂
Soms draait mijn hoofd wel eens zot tussen de talen. Ik merk op dat ik niet alleen veel vaker rechtstreeks in het Engels denk (?!), maar dat ook nu al dat ik sommige dingen enkel nog in het Zweeds lijk te denken (???)- dingen die ik hier in het Zweeds heb leren kennen bijvoorbeeld. Of sommige stopwoorden die ik opvang en die in gesprek met de Zweden tussen het Engels door boven komen drijven. Het gemis aan mooie woorden in het Vlaams/Nederlands kan ik dan weer makkelijk vullen met de berg ongelezen boeken waaruit ik elke dag opnieuw kan kiezen.
Het is met momenten ook moeilijk om de anderen precies duidelijk te maken wat ik wil vertellen. ‘Lost in translation’ zou zo nu en dan mijn persoonlijke ondertiteling kunen zijn 🙂
Opvallend daarbij is de hoeveeheid energie dat heel banale dingen opslorpen. Ik blijf een buitenstaander, een vreemdeling, een bezoeker die niet op de hoogte is van de gebruiken, die twijfelt of je schoenen nu moet uit doen of aan houden, of je gewoon het schoolplein op mag lopen of niet.
Elk bordje moet ik ontrafelen met mijn woordenboek, net als dat ik die gids nodig heb om te weten of ik ergens wel/niet mag parkeren en of de bib nu wel of niet open is. Ondanks ik steeds meer woorden Zweeds ken, en steeds meer kan verstaan, lijkt het of mijn brein compleet tilt slaat wanneer ik aan de kassa te horen krijg hoeveel ik moet betalen.
Nee, evident is het niet en ik moet daarbij denken aan al die mensen die in de hoop op een beter leven of uit noodzaak alles achterlaten en naar een compleet vreemde wereld trekken. De cultuurshock moet immens zijn. ‘ Wij’ moeten zulke vreemde wezen zijn met zoveel regels, gebruiken, klanken en manieren die met geen woordenboek te ontrafelen zijn. Ik hoop dat zij op net zoveel geduld en warmte kunnen rekenen als dat de Zweden hier met mij hebben.