Wie niet weg is, is gezien
De dagen beginnen langzaam maar zeker korter te worden. De zon wordt spaarzaam op het zonlicht dat de bossen verlicht en eenmaal die gloeiende bol wegzakt achter de bomen wordt alles anders.
Het bos dat er overdag zo uitnodigend bij ligt, lijkt als een norse cafébazin de rolluiken dicht te gooien. En daar sta je dan naar de bomen te staren die woest met hun bladeren schudden en onzichtbare ogen die je aanstaren terwijl het donker al aan je tenen komt knabbelen.
Snel. Weg. Terug naar het licht!
Onhandig hobbelen over boomstronken op een pad dat niet bestaat. In een bos waar vervallen hutten en stenen overblijfselen uit vervlogen tijden zich afvragen wat je daar komt doen. Ik voel dat ze me nakijken en hoor ze achter mijn rug fezelen.
Terwijl het licht van de baan dichterbij komt lijkt het alsof de grote muil van het bos elk moment kan dicht klappen. HAP! Slik weg. Verzwolgen door de duisternis.